ROTTERDAM - De rechtbank heeft vandaag een 26-jarige man uit Rotterdam veroordeeld voor doodslag op een (toen) 32-jarige man uit Rotterdam en poging daartoe op diens iets jongere broer, ook afkomstig uit Rotterdam.

In de nieuwjaarsnacht van 2019 heeft de verdachte gericht met een vuurwapen op beide mannen geschoten. Daarbij viel een dodelijk slachtoffer te betreuren en raakte het andere slachtoffer zeer zwaar gewond.

Verder wordt de man veroordeeld voor poging tot doodslag op een man in een auto. Bij dat strafbaar feit, gepleegd op 1 december 2018, is door verdachte gericht geschoten op de bestuurder van een andere auto.

Voor beide incidenten is niet gebleken van een aanleiding voor het schieten. De verdachte is ook veroordeeld voor het tweemaal voorhanden hebben van een vuurwapen.

Celstraf en TBS
Aan de veroordeelde man is een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 20 jaar (met aftrek van voorarrest). Ook is een TBS-maatregel opgelegd met bevel tot verpleging.

De opgelegde straf komt geheel overeen met de eis van de officier van justitie. De duur van de TBS-maatregel is, gelet op de delicten waarvoor de maatregel wordt opgelegd, niet aan een maximum gebonden en kan daardoor langer duren dan 4 jaar. De rechtbank heeft de TBS-maatregel opgelegd, ondanks dat de verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan onderzoek naar zijn geestvermogens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man onder andere lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis.

De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de resultaten van het onderzoek door het Pieter Baan Centrum en de toelichting daarop tijdens de behandeling van de strafzaak van de psychiater en de psycholoog die het rapport over de man hebben opgesteld. De rechtbank heeft bij haar oordeel ook de nu bewezen verklaarde feiten meegewogen en het ontbreken van een andere verklaring voor die feiten.

Schadevergoedingen

In deze strafzaak waren zeven vorderingen van benadeelde partijen ingediend bij de rechtbank. Zes vorderingen zagen op het schietincident in de nieuwjaarsnacht, een op het schietincident van 1 december 2018. De vorderingen hebben in drie gevallen betrekking op materiële schade en smartengeld en vijf vorderingen zijn geheel of gedeeltelijk gebaseerd op affectieschade.

In twee gevallen heeft de rechtbank de gevorderde vergoeding voor affectieschade niet toegewezen, maar heeft zij de benadeelde partij niet- ontvankelijk verklaard in de vordering.

Dat laatste betekent dat deze benadeelde partijen nog wel hun vordering kunnen indienen bij de burgerlijke rechter. Die beslissing is, kort gezegd, genomen op grond van de afgrenzing in de wet, waarbij bepaalde verwanten slechts onder bijzondere omstandigheden in aanmerking (kunnen) komen voor vergoeding van affectieschade. Het gaat daarbij om vorderingen van twee broers van het overleden slachtoffer, onder wie het tweede slachtoffer.

De vordering van het tweede slachtoffer van het schietincident in de nieuwjaarsnacht is toegewezen voor zover die vordering betrekking heeft op zijn eigen schade. Het gaat dan om materiële schade. Verder heeft hij recht op € 40.000,- smartengeld. De andere vorderingen van de benadeelde partijen zijn geheel of grotendeels toegewezen. In totaal moet de verdachte schadevergoedingen betalen van € 57.500,- aan affectieschade en ruim € 75.000,- andere schade.

De volledige uitspraak is vanaf 14.00 uur te raadplegen via onderstaande link.