DEN HAAG - De rechtbank Den Haag heeft een verdachte (destijds 17 jaar oud) veroordeeld voor het beschieten van een woning in Alphen aan den Rijn op 12 oktober 2024. De bewoners waren op dat moment niet thuis. De verdachte heeft jeugddetentie opgelegd gekregen van 180 dagen waarvan 134 dagen voorwaardelijk en een taakstraf van 60 uur. De straf is gelijk aan de eis van de officier van justitie.


De beschieting

In deze zaak zijn op 15 juli 2025 twee medeverdachten (20 en 21 jaar oud) tot celstraffen veroordeeld. De verdachte is degene geweest die met het vuurwapen op de woning heeft geschoten. Hij heeft bekend het delict gepleegd te hebben.

De bewoner van het beschoten huis is werkzaam voor de eigenaar van een loods in Ter Aar waar in oktober 2024 een inbraak is geweest. Bij die inbraak is een aantal dozen weggenomen waarin vermoedelijk blokken cocaïne zaten, afkomstig van een ripdeal in augustus 2024 in België waarbij 1400 kilo is buitgemaakt. Na deze inbraak vonden een aantal incidenten plaats die kennelijk tot doel hadden de eigenaar van de loods en zijn medewerker onder druk te zetten. Eén van deze incidenten betreft het beschieten van de woning op 12 oktober 2024. De bewoner en zijn vrouw waren op het moment van de beschieting op een andere locatie ondergebracht in verband met dreiging.

Oordeel rechtbank

De rechtbank oordeelt dat de verdachte zich samen met zijn medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan een ernstige bedreiging en vernieling door met een vuurwapen op een woning te schieten. Gelukkig was er op dat moment niemand in de woning aanwezig. Dit had echter ook zo maar anders kunnen zijn en tot zeer ernstig gevaar kunnen leiden voor de bewoners. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit incident uiterst bedreigend en beangstigend moet zijn geweest. Daarnaast heeft de verdachte zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van het vuurwapen dat bij het schietincident is gebruikt.

Omdat de verdachte minderjarig was ten tijde van het delict, wordt hij veroordeeld volgens het jeugdstrafrecht. Dit heeft een sterk pedagogisch karakter en is gericht op het voorkomen van herhaling. Bij de bepaling van de straf weegt de rechtbank enerzijds mee dat de verdachte de feiten heeft gepleegd terwijl hij in een schorsing van de voorlopige hechtenis van een andere strafzaak zat. Hij is voor die strafzaak veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur. Anderzijds weegt de rechtbank mee dat de verdachte volledige openheid van zaken heeft gegeven over zijn eigen rol. Uit onderzoek van een psycholoog blijkt dat de verdachte een gedragsstoornis heeft. De verdachte wordt daarom verminderd toerekeningsvatbaar verklaard.

De rechtbank vindt een taakstraf en een deels voorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden. Aan het voorwaardelijke deel verbindt de rechtbank diverse bijzondere voorwaarden. Zo moet de verdachte zich laten begeleiden door een coach, moet hij verplicht in behandeling gaan en moet hij een zinvolle dagbesteding houden. Daarnaast moet de verdachte, samen met de veroordeelde medeverdachten, het slachtoffer een schadevergoeding betalen van ruim 5.200 euro.