ROTTERDAM - De rechtbank Rotterdam heeft vandaag een 24-jarige man veroordeeld tot 6 jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging voor doodslag. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte een 21-jarige vrouw met meerdere messteken om het leven heeft gebracht.


Op 12 december 2018 heeft de moeder van de verdachte 112 gebeld. Zij heeft kort daarvoor telefonisch van haar zoon, de verdachte, begrepen dat hij in zijn Rotterdamse studentenwoning ruzie had gehad met zijn Amerikaanse huisgenote en dat hij haar daarbij had gestoken.

Naar aanleiding van de 112-melding zijn politieagenten naar de woning gegaan, waar zij het bebloede slachtoffer aantroffen.
De agenten hebben geprobeerd haar te reanimeren, maar de vrouw was al overleden.

De verdachte heeft verklaard dat hij zich niet alles van de bewuste dag kan herinneren. Hij herinnert zich wel dat hij boos was op zijn huisgenote en dat hij haar ’s ochtends heeft opgewacht omdat hij met haar wilde praten. Vervolgens kregen zij ruzie en ontstond er een worsteling.

Hij herinnert zich dat hij een mes in zijn handen heeft gehad. Hij herinnert zich niet wat er tijdens de ruzie vervolgens is gebeurd, wat hij met het mes heeft gedaan en of hij de vrouw heeft gestoken. Wel herinnert hij zich dat hij de vrouw onder het bloed in haar kamer heeft zien liggen. Hieruit concludeerde hij dat hij haar moet hebben neergestoken.

Onherstelbaar leed

De verdachte heeft de nabestaanden - in het bijzonder de ouders van de vrouw - onherstelbaar leed aangedaan. Op indrukwekkende wijze hebben zij op de zitting verwoord wat het verlies van hun dochter voor hen betekent. Ook vele andere personen die met de vrouw verbonden waren, zijn heftig aangedaan door haar dood. De gebeurtenissen veroorzaakten daarnaast gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.

Straf en maatregelen

Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Voor het bepalen van de hoogte daarvan neemt de rechtbank als uitgangspunt de indicatiepunten die het Gerechtshof Den Haag hanteert voor doodslag, namelijk 8 jaar gevangenisstraf.

Als strafverhogende factor geldt het bijzonder gewelddadige karakter van het feit. Strafverminderende factoren zijn de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat hij sterk verminderd toerekeningsvatbaar was toen hij het slachtoffer van het leven beroofde. Het bewezen verklaarde feit kan de verdachte dus niet ten volle kwalijk worden genomen.

De rechtbank legt daarom een lagere straf op dan de 10 jaar die door de officier van justitie was geëist, namelijk een gevangenisstraf van 6 jaar.
De rechtbank vindt het daarnaast noodzakelijk om de maatregel TBS met dwangverpleging op te leggen. De rechtbank acht - gelet op de ernst en de onvoorspelbaarheid van het feit alsmede het ernstige ziektebeeld van de verdachte - de kans op herhaling van een gewelddadig delict zeer reëel.

De verdachte lijdt aan chronische stoornissen, die volgens de deskundigen langdurig behandeld en begeleid moeten worden in een klinische setting.

De rechtbank is zich ervan bewust dat de verdachte jong is, geen strafblad heeft en zich bereid heeft getoond te willen meewerken aan de behandeling van zijn problemen. Een behandeling in een omgeving met een lager beveiligingsniveau dan TBS met dwangverpleging vindt de rechtbank uit veiligheidsoverwegingen te risicovol.

Het gevaar voor herhaling maakt langdurig toezicht en behandeling noodzakelijk, zodat ook de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel zal worden opgelegd.