In de ochtend van 16 maart 2024 ontvangt de politie een verzoek om noodhulp. Ter plaatse aangekomen treffen zij in de Rotterdamse woning een man liggend met vele steekwonden. Op bed zien zij de verdachte, met op de grond naast haar een bebloed mes met een lemmet van ongeveer 30 centimeter.
De verdachte verklaart ter plaatse dat zij en het slachtoffer ruzie hadden. Later verklaart zij bij de politie dat zij hem heeft neergestoken uit zelfverdediging nadat hij haar te lijf ging met dit mes. Zij heeft hem eerst enkele malen gestoken toen hij haar aanviel en haar bij de nek greep. Toen hij vervolgens in elkaar is gezakt en stil op de grond lag, heeft ze hem nog veelvuldig gestoken.
Uit onderzoek is gebleken dat het slachtoffer is overleden ten gevolge van steekverwondingen in de hals, de borstkas en de rug. De overige 21 steekletsels kunnen door bloedverlies een bijdrage hebben geleverd aan het overlijden.
Bij de politie en ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard hoe de avond volgens haar is verlopen en namens haar heeft haar advocaat een beroep gedaan op noodweer, noodweerexces, putatief noodweer (de situatie dat de verdachte bij vergissing in de veronderstelling verkeerde dat zij zich mocht of moest verdedigen) en psychische overmacht. Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze verweren niet kunnen slagen en heeft een gevangenisstraf van 12 jaar geëist.
Vonnis
Dat de verdachte de persoon is geweest die het slachtoffer heeft neergestoken, staat vast. In het vonnis heeft de rechtbank vervolgens beoordeeld of de verweren slagen.
Het beroep op noodweer slaagt niet omdat wat de verdachte heeft verklaard over het verloop van de avond niet aannemelijk is geworden. Daarbij is van belang dat er objectieve bewijsmiddelen in het dossier aanwezig zijn die haar verhaal weerspreken.
Zo klopt onder meer haar verklaring niet met het tijdverloop dat uit de telefoongegevens volgt, sluit haar verklaring niet aan bij de steekletsels en steekplekken in het matras en heeft het slachtoffer afweerverwondingen. Ook is het bijzonder onwaarschijnlijk dat het slachtoffer voor een derde keer achter haar aan zou gaan op het moment dat hij zojuist met een groot mes al tweemaal in zijn lichaam zou zijn gestoken en de verdachte nog steeds dit mes vast hield.
Ook de andere verweren slagen niet. Er is geen sprake van noodweerexces, putatief noodweer of psychische overmacht.
Straf
De verdachte heeft abrupt en op zeer gewelddadige wijze een einde gemaakt aan het leven van haar partner, de man met wie zij ruim twaalf jaar een relatie had en met wie zij vier kinderen kreeg. Zij heeft hem, terwijl haar kinderen enkele kamers verderop lagen te slapen, met een groot aantal messteken om het leven gebracht. De afweerletsels duiden erop dat hij nog heeft getracht zich te verdedigen. Toen hij eenmaal op de grond lag, heeft ze hem geen hulp geboden of hulpdiensten gebeld. Het leed voor de – ter zitting massaal aanwezige – nabestaanden is groot, zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaringen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte voor doodslag en legt een gevangenisstraf op voor de duur van tien jaar. Verder moet de verdachte aan de nabestaanden schadevergoedingen betalen tot een totaal van € 97.500,-
De rechtbank heeft verder stilgestaan bij de reeds eerder geschorste voorlopige hechtenis. In lijn met het recente arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2025:987) heeft de rechtbank overwogen dat de voorlopige hechtenis als ingrijpend dwangmiddel terughoudend moet worden toegepast en dat een veroordelend vonnis als zodanig geen grond voor toepassing van voorlopige hechtenis vormt. Gelet hierop is het verzoek tot hernieuwde schorsing van de voorlopige hechtenis toegewezen tot aan de datum van een onherroepelijke veroordeling in deze zaak.

5.0 ℃





























